zondag 28 januari 2018

RICHARD FOQUÉ - Vermoeden van licht




Foto: © Bert Bevers


HET PRIMAAT VAN ORDENING EN LICHT

De lyriek van Richard Foqué dankt haar waarde vooral aan tal van tegenstellingen. In 'Vermoeden van licht', zijn achtste bundel, paart hij o.a. het lot van de mensheid aan individuele ervaringen, een klinisch beschreven objectiviteit aan rauwe emotie en een geserreerde zegging aan peilloze suggestie.

Voor de eerste koppeling vormen oorlog en geweld een geschikt voorbeeld. Een fragment:



Onder vuur
op het snijpunt
van een duizendjarige oorlog.
Daar
oog in oog met het mes
het snijden door de keel.




Het gaat natuurlijk niet om duizend jaar maar om het idee van oneindigheid en continuïteit. In meerdere oude culturen staat het getal duizend symbool voor veelheid en volmaaktheid, in de Bijbel ook nog eens, tien maal tien maal tien, voor drievuldigheid. Foqué zegt elders treffend: "Want veel is eenzaam / in meervoud."
Dat de dichter gefascineerd is door getalssymboliek wordt ook aangetoond door de compositie van het boek: vier strak samenhangende reeksen van elk 12 gedichten, wat overeenkomt met de strenge indelingscriteria van voorgaande uitgaven. Zijn achtergrond als architect zal hier een rol in spelen, terwijl je met evenveel recht mag veronderstellen dat hij dat beroep heeft gekozen omdat er een dichter in hem schuilde.
In slechts enkele algemene woorden vangt hij in elkaar overgaande conflicten, verbindt hij hier onder meer Holofernes, Johannes de Doper en James Wright Foley. Geen nieuwe wereldorde, politiek of religieus, zal volgens Foqué een eind maken aan agressie op grote en kleine schaal. Als dat niet veranderd kan worden is het dus zaak er een geestelijke houding voor te ontwikkelen. De zijne krijgt steeds duidelijker trekken in een in meerderlei opzicht hoogstaand en zich ook nog eens volop ontwikkelend poëtisch oeuvre.

Het tweede punt, de geladenheid tussen objectiviteit en subjectiviteit, kenmerkt ook zijn vorige bundels. Ditmaal zet hij woorden en begrippen tegen elkaar op als enerzijds ‘lijn’, ‘hoek’, ‘priemgetal’, ‘gewichtloos’, ‘snijpunt’, ‘woestijn’, en anderzijds ‘kreupel’, ‘angst’, ‘drift’, ‘kwetsbaar’, ‘pijn’ en ‘labyrint’. De gedichten kennen daardoor een grote spankracht. Soms komt een regel of strofe te dicht bij je staan, dringt zich op, doet je je kortom ongemakkelijk voelen. Jazeker, Foqué is verre van een schrijver die vrijblijvend leesgenot wil verschaffen. Hij trekt de lezer integendeel al gauw van een veilig standpunt naar een mentaal conflictgebied en dit is dan niet alleen dat van een gedreven dichter maar dat van ieder.

Om ten derde aan te tonen hoe hij de bondige zegging laat contrasteren met de meervoudigheid van interpretatie, de resulterende uitwaaierende betekenissen, volstaat weergave van het slotgedicht, dat tevens als een symbiose functioneert.



4.12

Wij staan erbuiten
wij nemen geen deel
wij komen en verdwijnen
als dwaallichten
vallende sterren.
Wij zijn daar
we zijn soms
telkens opnieuw
ergens zijn wij
vermoeden van licht.




Let in dit verband op de vaagheid van de plaatsbepaling die plots overgaat in 'daar' en dan weer in het dubbelzinnige 'ergens', en op 'soms' dat meteen wordt omgebogen naar 'telkens opnieuw'. Niet alleen beide dimensies gaan in elkaar over, worden verenigd in licht (dat het belangrijkste motief is, zie ook titel) maar ook hun schijnbare innerlijke dualiteit.






Samenvattend: Richard Foqué schrijft poëzie die uiting geeft aan een diep begrijpen en aanvoelen van onze cultuur en de noodzaak om daarvan persoonlijk getuigenis af te leggen, aan het waarnemen van chaos en duisternis en het primaat van ordening en licht. Het is daarom een poëzie die existentieel genoemd moet worden, van wézenlijk belang is. Dat hij er ook nog een overtuigende vorm en beeldtaal mee weet te verbinden, voor complexe zaken zulke eenvoudige woorden inzet, onderstreept eens te meer het bijzondere karakter van zijn werk.

Tot slot de hoogst subjectieve keuze van ondergetekende, een gedicht dat zowel naar de slachtoffers van de nazi-kampen verwijst als naar de boodschap van de hostie.



2.3

Het genummerde lichaam
pijn als een cijfer
gebrandmerkt
in de diepste huid
in rijen gelijnd
meetkundig geschikt.

Het genummerde lichaam
het wacht
terwijl het water stijgt
in het doorwaadbare.
Het staart
tot het geroepen wordt
tot iemand het zal delen
tot een naamloos priemgetal.

Het genummerde lichaam
het is van geen tel.



RICHARD FOQUÉ; ‘Vermoeden van licht’; 64 pagina’s; Uitgeverij P, Leuven; 2017; ISBN: 978-94-92339-41-6.



Lees ook de andere recensies over bundels van Richard Foqué op deze site (zie zoekfunctie links boven).


www.alberthagenaars.nl

En zie ook:
Frozen Poets - Beelden, graven en andere sporen van dichters

Nederlandstalige gedichten in Indonesische vertaling