maandag 21 september 2015

EEN NIEUWE BEELDENTUIN: AANWINST OF HERHALINGSOEFENING?



DE BEELDENTUIN VAN “HET NIEUWE ABG” IN BERGEN OP ZOOM

Tekst en foto's: © Albert Hagenaars






I: INLEIDING
Poëzieroutes, beeldentuinen, pop-up galeries, deze trends en andere, gloednieuw of retro, zetten door en goed ook. Elke plaats die zich een artistieke glans wil verschaffen is er druk doende mee. Sommige ontlenen het belangrijkste deel van hun imago er zelfs aan, denk aan Maastricht en het veel kleinere Lier. Dat zal Bergen op Zoom vooralsnog niet lukken, al laten gemeente en allerlei organisaties niet af zich met wisselend resultaat als een cultureel bolwerk te presenteren.

Initiatieven zijn er zelfs verrassend veel voor zo'n kleine stad. Aan de lange en rijke historie zal het ook niet liggen. Maar er zijn nu eenmaal tegenkrachten. Bergen op Zoom mag zich dan wel verheugen in een jaloersmakend bezit van ruim 800 rijks- en gemeentemonumenten, de erbarmelijke visuele kwaliteit van complete gevelwanden in bijvoorbeeld de Sint-Josephstraat en ook de al decennia lang gapende wond van de Westersingel, hoofdstraten nota bene, eisen hun tol.

Nu is op de slooplocatie van het voormalige ABG, tussen Zuid-Oostsingel en Van Dedemstraat, een beeldentuin ontstaan die de naam ‘Het Nieuwe ABG’ kreeg. Alleen het oudste gebouw, het oorspronkelijke Algemeen Burgerlijk Gasthuis, een eclectische schepping van de lokale architect Van Genk, staat er nog. In afwachting van nieuwbouw voor zorginstelling TanteLouise/Vivensis zijn er tijdelijke onderkomens voor cliënten aan elkaar geklikt en opgestapeld, van het type voorlopige voorzieningen dat het met juiste onderhoud wel honderd jaar uithoudt. De sculpturen zijn op het resterende terrein geplaatst, nog altijd een flinke lap grond. Ze vormen niet het eerste ensemble van stenen, houten en metalen kunst in de Scheldestad. Tijd voor een plaatsbepaling.

II: WAT ERAAN VOORAF GING
Het beeldhouwwerk met de oudste wortels wordt bepaald door de talrijke gevelstenen, waarvan enkele nog uit de late Middeleeuwen dateren. De meeste gevelstenen hadden een dubbele functie. Het adres en beroep werden aangegeven, vaak verplicht trouwens. Ook zorgden veel ondernemers er uiteraard voor dat het bestelde staaltje steenhakkerij zo fraai uitviel dat het ermee aangegeven product en de locatie in het geheugen bleven hangen. De fraaiste reclametegels zijn nog altijd treffende voorbeelden van toegepaste kunst in de openbare ruimte. De gevelsteen ‘In de Draeck’ in de Londonstraat bijvoorbeeld wordt niet voor niets vaak gefotografeerd.






Ook de Sint-Gertrudiskerk mag genoemd worden. Daar bevinden zich de grafstenen, praalgraven en epitafen van de welgestelde burgers. Nogal wat dekplaten zijn rijkelijk voorzien van uitgehouwen familiewapens, afbeeldingen van de overledene, engeltjes, cartouches en wat dies meer zij.
Een weelde aan voorstellingen draagt de zerk van Joannes de Bergaigne uit 1652, vervaardigd in een tijd dat er eindelijk vrede was en men met meer vertrouwen in allerlei ‘fraeys’ investeerde.
De wandmonumenten, een aparte categorie, die behalve vandalisme tijdens roerige tijden (soms werd het gebedshuis gebruikt voor het militair bedrijf, o.a. als stal) ook de grote brand van april 1972 min of meer overleefden, zijn voorbeeldig gerestaureerd. Tot de opvallendste kunstwerken behoren de monumenten van Adriaan van Reymerswaele en zijn gade (1532-1534), Willem van der Rijt en echtgenote (1625-1641), Louis de Kethulle (1631) en Charles Morgan (1642), de roemruchte militaire gouverneur van de stad.







Monument voor Charles Morgan




Monument voor Charles Morgan


Toen was het eeuwen rustig. Pas in 1889 verscheen er weer een driedimensionaal werk in de openbare ruimte, een gedenknaald van Bram Gips, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het koninkrijk opgericht in het Volkspark. In 1914 kwamen er twee groots uitgevoerde werken bij : de ijzeren, gotisch aandoende fontein van Janus Dingemans, inmiddels te zien op de Burgemeester Stulemeyerlaan, en de Sint-Christoffel van Atelier Custers in de nis boven de hoofdpoort van het Markiezenhof. In 1922 volgde het Heilig Hartbeeld van Jean Geelen, als baken voor de inmiddels afgebroken Sint-Josephkerk. Maar een verzameling mag je dit natuurlijk niet noemen.
Nee, dan komen de begraafplaatsen eerder in aanmerking, met name de Calvarieberg en directe omgeving aan de Mastendreef waar de graftombes van pastoors en andere notabelen zich bevinden, mede vorm gegeven door kunstenaars uit het eigen gewest of Vlaanderen zoals Piet van Dongen (geboren, getogen en overleden in Bergen op Zoom) en de Antwerpenaar Victor Patteet. De hardstenen treurengel met opengevouwen vleugels en een geknielde engel met olijftak aan de voet van dezelfde tombe (circa 1900), gemaakt door Jan Custers (die in Stratum werd geboren en in Gent opgeleid) stelen er de show. Het zijn ware ambassadeurs van het Rijke Roomsche leven. Geen wonder dat regelmatig naar dit werk van Custers wordt verwezen en dat het o.a. de omslag van de poëziebundel ‘Het brood, de roos, de monnik’ (2009) van Frans August Brocatus siert.





In de jaren dertig verschijnen er al iets meer dan mondjesmaat beelden zoals een afbeelding van patrones Sint-Gertrudis voor een nis in de Gevangenpoort, van dezelfde Piet van Dongen, en de bij elkaar passende voorstellingen van de Rechtvaardigheid van Frits van Hall en de Voorzichtigheid van Mari Andriessen, die elkaar in de gevel van het stadhuis versterken.






Met de oorlogs- en bevrijdingsmonumenten van Niel Steenbergen en Nicolaas van der Kreek en ook weer nieuwe religieuze afbeeldingen komt er een ware stroom van sculpturen en installaties op gang die nog lang niet is opgedroogd, integendeel. Het zijn er zowat teveel om op te noemen. Bovendien verdienen ze dat op kwalitatieve gronden niet allemaal.




Nicolaas van der Kreek, 'Bevrijdingsbeeld'


De eerste ware collecties in de moderne zin van het woord ontstonden echter pas in de jaren tachtig. In 1986 namelijk werden drie beelden geplaatst naast het koetshuis van het Markiezenhof. De locatie is schitterend: een vernuftig vormgegeven tuin met een indrukwekkende rode beuk, omgeven door antieke achtergevels die bijna allemaal gerestaureerd zijn. Het betreft Anthonis en Rombout Keldermans (vertegenwoordigers van het Mechels bouwgeslacht dat aan het hof werkte), een ruiter van Felix van der Linden en een verbeelding van Johanna de Waanzinnige van Gerarda Rueter. Vanwege de banden met het complex, deels museum, zijn ze alle drie in traditionele stijl uitgevoerd. Qua plaatsing mogen ze de aandacht trekken, visueel zijn ze op zich niet bepaald spannend. Het was dan ook een goed idee om er een aantal veelkleurige beelden van Marianne Y. Naerebout aan toe te voegen die enigszins doen denken aan de vormentaal van Corneille. Helaas gaat het vooralsnog om een tijdelijk samengaan van monochroom en veelkleurig, ingetogen en expressief, statisch en beweeglijk.
Sinds kort staat in een hoek van de tuin ook het monument ‘100 jaar Anton van Duinkerken’ van het collectief Krot en Co, bestaande uit een telefooncel volgestouwd met boeken, die qua kleur in elkaar verglijden. Op elke zijde staat een citaat van de auteur. Zijn stem zou moeten klinken maar is in de maand dat dit artikel werd geschreven wegens een technisch euvel niet te horen.







Gerarda Rueter, 'Johanna de Waanzinnige'.


Eén jaar later werden de eerste drie objecten geplaatst van de in totaal tien die de stichting Kunstroute in de parkachtige noordelijke schil van de historische stad liet plaatsen. Het betreft het gebied waar ooit de machtige vestingwerken van Van Coehoorn zich bevonden, waarvan ravelijn Op den Zoom de enig overgebleven getuige is. Eén ervan, gemaakt door Erik Wijntjes, is wegens houtrot alweer verdwenen, gelukkig niet het belangrijkste werk.
Deze serie maakt mede dankzij de instelling van een commissie van deskundigen indruk. Dat zal vanwege de overwegend abstracte vormen zeker niet voor alle inwoners het geval zijn, hardnekkig vasthoudend aan figuratie als een groot deel van de bevolking nu eenmaal is, zeker in het behoudende Bergen op Zoom. Er bestaat wel een gerede kans dat deze collectie als een Breekijzer van de Smaak fungeert. Het is bekend dat ook kunst die aanvankelijk afkeer oproept, door gewenning een plek in de harten van de omwonenden vindt. Alle beelden van deze serie bevatten namelijk opvallende aspecten, elk op een andere manier. Om de meeste van de negen composities kan een aandachtige beschouwer niet heen. Het is dan ook geen toeval dat ze geproduceerd werden door kunstenaars die op heel wat meer wapenfeiten kunnen bogen. Vanwege hun belang noem ik ze allemaal: Arie Berkulin, die met ‘Pagode’ een toren van verzinkt staal creëerde; Jan van de Pavert, die een bank met stromend water en lichamen ontwierp; Niko de Wit met ‘Merck toch hoe sterck’, een combinatie van een kanon en een huis van corten-plaatstaal; Adam Colton, die ‘Mojo no. 4’ introduceerde, een plat liggende bronzen sculptuur met een ovale vorm, een werk uit zijn gelijknamige serie Mojo; Frank Mandersloot, die ‘Visica Piscis’ liet installeren, een deels omgeklapte stenen tafel die aan een klein hunebed doet denken; Piet Dieleman, verantwoordelijk voor een gepatineerd koperen opbouw van cilindrische vormen die het goed doet tussen maar liefst vier rijen oude kastanjebomen; Arjanne van der Spek, die een combinatie van brons, hout en ferrocement toont die samen waarschijnlijk het spannendste kunstwerk van de route is omdat de kijker elk moment kan verwachten dat twee zware ‘hamers’ worden neergeslagen en/of weggeslingerd; en Arno van der Mark die in tegenstelling tot vorig genoemd werk met zijn bronzen staande schaal niet zozeer kracht uitbeeldt als wel fragiliteit en balans. Dit laatste beeld werd in 2002 aan de beleving van de stad toegevoegd.




Arie Berkulin, 'Pagode'


Speciale aandacht nog wil ik vragen voor het uit twee koepelvormen bestaande, enigszins mysterieuze ‘Observatorium’ van Marius Boenders. Dit is geliefd bij veel mensen, niet in het minst bij jongeren op zoek naar een rustige hangplek die wel eens wegkruipen in de rand, juist de plek die niet geobserveerd kan worden. De plek, op het met maar één brug te bereiken groene eiland in het Anton van Duinkerkenpark, zal de populariteit nog in de hand werken. Daarnaast roept de constructie veel associaties op. Het beeld is net zo abstract of figuratief als de kijker wil. Weliswaar stuurt de kunstenaar door er deze titel aan toe te kennen de fantasie maar het is gemakkelijk er heel andere verbindingen op los te laten. De dichter en publicist Bert Bevers ging wel uit van de naam toen hij er al in de jaren tachtig een vers over schreef. De beginregels luiden: “er glijden zoveel levens door mij heen / dat ik niet observeren kan / hoe vaak gezien ik heb.”




Marius Boenders, 'Observatorium'


Een iets later begonnen maar eveneens in 2002 afgeronde verzameling ontstond aan de voormalige kust, en was bedoeld om de binnenstad beter aan de nieuwbouwwijk Bergse Plaat te koppelen. Het thema van de organisatie, de stichting Beeldenroute Binnenschelde, was niet voor niets Communicatie. Zo expressief de meeste werken van de Stichting Kunstroute zijn, zo ingetogen zijn drie van de vier werken die tussen het schiereiland en stadspark Kijk-in-de-Pot tot stand kwamen: een lange houten bank met de tekst ‘Alles wacht op een betekenis’ met bijbehorende boom van Margriet Kemper; het uit twaalf bronzen geiten bestaande en bij het dievengilde populaire ensemble ‘Geiten’ van Joseph Semah; de ironisch lage uitkijkpost met verrekijker van Jeroen Doorenweerd; en, opvallender, de uit roestvrij staal gemaakte, deels in de Binnenschelde gezette ‘Windvanen’ van Hugo Vrijdag. Deze verwijst met o.a. jaartallen en een suggestie van maritieme manoeuvres naar de zeeslag van 1574. Het treffen tussen een Zeeuws-Hollandse en een Spaanse vloot vond in deze hoek van de Oosterschelde plaats. Voor wie het niet duidelijk mocht zijn is er ook een realistische uitbeelding van enkele oorlogsschepen op een meters hoog stalen scherm tussen twee belendende flats te zien.




Hugo Vrijdag, 'Windvanen'






In dezelfde periode maar over meer jaren verspreid kwam een grotere collectie van enkele tientallen werken tot stand op initiatief van de GGZ Westelijk Noord-Brabant. De beelden, gecombineerd met teksten van vooral ex-cliënten, zijn te vinden op het terrein van instelling Vrederust, ten noordoosten van de stad. Niet het opvallendste werk maar wel een van de meest bijzondere is ‘See me’ van Paul Vendel: zeven, door boomchirurgen in bomen geplaatste sculpturen, die samen uit ruim 11.000 roestvrij stalen lepels bestaan!
Enkele andere deelnemende beeldhouwers zijn Toni Claes-Leus, Dees Goosen, Kees Keijzer, Piet Hein Stulemeyer, Helen Vergouwen, Léon Vermunt, en Hein Vree, die ook het beeld van een joviale Anton van Duinkerken op de Grote Markt schiep. Omdat de kunstenaars mede van de teksten uitgingen worden de belangrijkste thema’s bepaald door gezondheid, openheid-beslotenheid en, dankzij de locatie in de weelderige bossen, natuurlijk ook de natuur. Ook deze verzameling is voor iedereen toegankelijk.

Met enige goede wil kunnen eveneens de beschilderde transformatorkasten in de wijk Fort/Zeekant als sculpturen beschouwd worden, het gaat in elk geval om driedimensionale objecten. Ze worden beheerd door Ziggo. Dit bedrijf maakte het financieel mogelijk dat sommige werken opnieuw gemaakt werden toen monteurs per ongeluk enkele huisjes hadden weggegooid!

III: DE LAATSTE AANWINST
Tegen deze achtergrond moet de beeldentuin van TanteLouise/Vivensis gezien worden. Het initiatief behelst 14 werken van, op alfabetische volgorde: Annie Andriessen, Frank Beek, Gerard Fransen, Jan Kettelerij en Paula Withagen. Zij werden uitgenodigd door de organisatie die bestaat uit TanteLouise-Vivensis, Maarten van ’t Hof (o.a. voorzitter van Stichting Kunstwerk), Hendrik Boot (kunstenaar en medewerker van Expo Thuis) en Maarten Grasveld (landschapsarchitect en drager van de meest toepasselijke achternaam). Laatstgenoemde tekende voor het glooiende karakter van het aanvankelijk vlakke, nu van gazons voorziene sloopterrein.

Wat kan, met zoveel bestaande beelden in de stad, de vele ‘losse’ hier nog buiten beschouwing gelaten, van deze beeldentuin een toevoegende waarde genoemd worden?
Niet een bindende thematiek want alleen al de namen zijn opvallend uiteenlopend: ‘Lady Springsure’, ‘Staande vorm’, ‘Oesterdam’, ‘Mikado’, ‘Windkracht 10’, ‘Onleesbaar schrift’ en ‘Wind tegen’, al kwam Fransen met ‘Budanoten’ en Beek met een ‘Beukennoot’ op de proppen en stopten Kettelarij en Andriessen allebei het woord wind in een titel. ‘Beukennoot’ is trouwens een verraderlijke titel want het bolsterachtige werk ligt bij een eik. Misschien had de artiest beter een naam als ‘op zoek’ of ‘koekoeksjong’ gekozen.




Frank Beek, 'Beukennoot'



Ook overeenkomsten in vormen en gebruikte materialen doen niet hun best om de beschouwer in dit opzicht op weg te helpen, tenzij ‘Mikado’. De betekenis is tweevoudig, het woord staat zowel voor een vergeestelijkt keizerschap van Japan als een behendigheidsspel waarbij je uit een stapel stokjes er eentje moet trekken zonder alle andere te laten vallen. Wie dit kunstwerk van Kettelerij ziet, weet meteen dat het om de laatste mogelijkheid gaat. In de stad was nog geen beeld in deze precaire vormentaal.




Jan Kettelerij, 'Mikado'


De grootte dan? In de regionale media werd benadrukt dat het in een aantal gevallen om "enorme werken" gaat. Een beeld hoeft natuurlijk niet per se groot te zijn om de aandacht te trekken maar het helpt wel. Van dat voordeel profiteren onder meer ‘Extra large’ en ‘Close Dance’.




Annie Andriessen, 'Extra large'


Het eerste is van Annie Andriessen. Het straalt dankzij verschillende bewerkingswijzen alle mogelijke tinten grijs uit, van bijna zwart via blauw tot bijna wit, zodat het toch veelkleurig genoemd mag worden. Het beeld imponeert qua omvang en verondersteld gewicht maar de vrolijke, bijna frivole uitwerking verleent het toch een lichte toets.
Het tweede, ‘Close Dance’ van Paula Withagen, verbeeldt in steen twee in elkaar vloeiende gestalten. Ze kunnen samen dansen maar net zo goed elkaar erotisch of troostend omhelzen. Ook hier is de benaming veeleer een uitgangspunt dan een definitie waar aan vastgehouden dient te worden. Wie op de hoogte is van de picturale kenmerken van Withagen, waarin rondingen veelvuldig voorkomen en contrapunctuur essentieel is, herkent direct de hand van de maker. Beide producten zijn inderdaad groot, maar er zijn in de stad nog veel hogere sculpturen, bijvoorbeeld de toren met over elkaar heen buitelende ringen van Berkulin of het hoge watermonument van Auke van der Heide en Jan Wessendorp op de Binnenbandijk. Omvang is dus evenmin een “unique selling point”.




Paula Withagen, 'Lady Springsure'


Biedt de locatie dan wat extra’s? Ja, die wel; de korte, brede strook tussen Van Dedemstraat en de singels kende nog geen visuele prikkels die als kunst bedoeld waren, tenzij je enkele fabrieksmatig vervaardigde afbeeldingen van Maria en het kindeke Jezus in gevels van de Antwerpsestraat als zodanig wil zien. Correctie: schuin aan de overkant prijkt de ‘Muskus-Os’ van Arie Teeuwisse, vermoedelijk een verwijzing naar het abattoir dat op de plaats van het huidige districtskantoor van de Rabo-bank stond.
Met de stadsplattegrond in de hand zie je goed hoe mooi de tuin correspondeert met het noordelijke deel van de voormalige vestinggronden, het werkterrein van stichting Kunstroute. Het verdient aanbeveling de cirkel in de toekomst sluitend te maken. Ook de negentiende-eeuwse schil is immers aangewezen als beschermd stadsgezicht en mag visueel versterkt worden. Kijk je naar de bebouwing in de binnenstad dan is de beeldentuin, ondanks de succesvolle uitvoering een aantasting van het stedelijk weefsel. Onderstaande vroege schets geeft een idee van hoe het ook had kunnen worden. De perfecte oplossing is de wanden terug te brengen (wat de gemeente ook van plan is) en de beelden een intiemere entourage te geven in een hof.





Ten tweede exposeren de kunstenaars er een half jaar tot een jaar (maar ook een periode van vier jaar is genoemd). Waar de andere collecties definitief bedoeld zijn, vormt de tuin van Het Nieuwe ABG een openlucht galerie waar constant nieuwe werken bij komen en er dus ook weer verdwijnen. De kleine beelden worden na een half jaar vervangen, de grote na een jaar. Dat zal waarschijnlijk niet in alle gevallen opgaan. Tenslotte wegen diverse beelden rond de vijf ton! Ze moesten met een kraanwagen geleverd worden. Dat zijn geen goedkope fratsen.

Ten derde zijn alle beelden en installaties te koop. Ook dat is voor het eerst. Deze optie zorgt voor extra prikkels. Er is wel een kunstuitleen in de stad maar die verhandelt geen grote driedimensionale objecten.

Ten vierde is het de bedoeling dat kunstenaars ter plaatse nieuwe scheppingen maken, in elk geval in de zomer. Daartoe komt er een containeratelier annex opslagplaats van gereedschap. Het publiek mag de hakkers en schavers van nabij volgen. Daar zullen veel mensen zeker gebruik van maken, op de eerste plaats de cliënten van TanteLouise/Vivensis.




Gerard Fransen aan de steenslag in de tent vóór het containeratelier.


Ten vijfde bestaat de eerste editie tijdelijk uit meerdere producten per kunstenaar. Annie Andriessen tekende voor vier stuks, Beek voor twee, Fransen eveneens, Kettelerij voor vier en Withagen voor twee. Als ze voor genoeg variatie blijven zorgen, verdiept dit de inzichten in de ontwikkelingsgang van de kunstenaars.




Gerard Fransen, 'Onleesbaar schrift'


Ten zesde en tenslotte willen de samenstellers een verbinding slaan tussen buiten en binnen. Daartoe zal een aantal kleinere werken een plek in het zorgcentrum krijgen, en wel zodanig dat er een afwisselende route en een visuele relatie met de grote sculpturen ontstaan.

Dat zijn genoeg argumenten om het initiatief als een belangrijke aanwinst te benoemen. Over het concept is duidelijk goed nagedacht. Het kan zelfs verder worden ontwikkeld. Voortdurende verandering, mobiliteit, optimale toegankelijkheid, het zijn de trefwoorden van de huidige en komende jaren. Als zodanig stelt de organisatie een datum! Bergen op Zoom mag zich dus in de handen wrijven!



Tot de eerste bezoekers behoren bewoners en personeel van het Nieuwe ABG.



Albert Hagenaars, april-juni 2015


Deze bespreking verscheen in licht gewijzigde versie en voorzien van foto's van Piet den Blanken in het blad (sinds enkele jaren webmagazine) Brabant Cultureel, jrg. 64, no. 3, juni 2015.


www.alberthagenaars.nl


Geen opmerkingen:

Een reactie posten